Drinkwater-installatie
Behoud van drinkwaterkwaliteit
In principe moet een drinkwaterinstallatie aan drie basisvereisten voldoen.
- Gebruikscomfort – waterhoeveelheid, temperatuur en geluidsisolatie
- Exploitatie en waardebehoud – betrouwbaar, duurzaam, energie-efficiënt
- Behoud van de drinkwaterkwaliteit
De eerste twee vereisten zijn klassieke doelstellingen, terwijl de laatste pas sinds een paar jaar nadrukkelijk – en niet enkel bij grotere installaties – op de voorgrond is getreden.
Drinkwater is een levensmiddel met een ‘vervaldatum’ die altijd van kracht wordt als op een individueel aftappunt de drinkwaterkwaliteit niet langer aan de vereisten van de drinkwaterverordening voldoet. Daarom is het van essentieel belang dat
professionele ontwerpers en vaklui op de hoogte zijn van de essentiële factoren die een invloed hebben op het behoud van de drinkwaterkwaliteit en hiermee rekening houden in hun respectievelijke verantwoordelijkheidsdomeinen.
Dit geldt per slot van rekening voor alle handelingen, inclusief het overhandigen van de noodzakelijke documenten en de instructies inzake de functies van de installatie. Een uitvoerige documentatie met duidelijke informatie beschrijft hoe de installatie conform de voorschriften moet worden bediend en onderhouden en biedt bovendien de professionele ontwerper of vakman rechtszekerheid bij mogelijke
schadeloosstellingen.
Om de ontwikkeling van de gevaarlijke legionellabacterie in de drinkwaterinstallatie te kunnen uitsluiten, moeten bij de planning, uitvoering en bediening van de installaties altijd de volgende thermische en hydraulische omstandigheden in acht worden genomen:
Temperatuur
Conform DIN 1988-200 moet er ten laatste na een tijdspanne van 30 sec. drinkwater (koud) met een temperatuur van <25 °C uit het aftappunt stromen. Bij een lagere temperatuur wordt ervan uitgegaan dat bij een normale waterverversing geen gevaarlijke ontwikkeling van micro-organismen plaatsvindt.
Circulatiesystemen voor drinkwater werken op een zodanige manier dat in alle deeltrajecten een minimale temperatuur van 55 °C wordt aangehouden. Daarvoor moet de uitlaattemperatuur aan de drinkwaterverwarmer minstens 60 °C bedragen. Bovendien moet er een hydraulische regeling van de leidingen conform DIN 1988-300 worden verzekerd.
Kleine of gedecentraliseerde drinkwaterverwarmers (zonder circulatie) met een hoge mate van waterverversing (≥1x / 3 dagen), zoals bv. in een- of tweegezinswoningen, mogen, conform DIN 1988-200, voorwaardelijk met een lagere temperatuur van ≥50 ° C werken. De basisvoorwaarde hierbij is dat het volume in de buisleidingen voor elk stroomtraject van de drinkwaterverwarmer tot het respectievelijke aftappunt <3 liter bedraagt. Als deze waarde wordt overschreden, geldt voor het circulatiesysteem opnieuw de vereiste ‘60/55 °C-regel’. Onafhankelijk van de werkingstemperatuur moet het systeem, conform W 551, altijd zodanig worden berekend dat ‘60/55 °C’ mogelijk is.
Doorstroming
In het bijzonder bij oude installaties na veranderingen in het verbruik of na de scheiding van het buisleidingssysteem voor drinkwater van natte brandblusleidingen zijn de buisleidingen doorgaans te groot. Individuele aftappunten, bv. een theekeuken, kunnen in dat geval niet voor een voldoende turbulente doorstroming zorgen (stroomdraad).
Spoelventielen kunnen bij wijze van overgang een hygiënische werking garanderen, maar in dergelijke gevallen moet echter zo snel mogelijk het buisleidingssysteem worden ontmanteld om – net zoals bij elke nieuwe installatie – de buisdiktes op de behoefte af te stemmen.
Een minimale buisdikte zorgt bij een optimaal gebruik van het beschikbare drukverschil voor een minimale stagnatietijd en komt zo een optimale hygiënische werking van de installatie ten goede. De vernoemde planningspremissen staan echter niet alleen bij hun hygiënische werking. Ze staan ook in wisselwerking met elkaar. Een conform de behoefte gedimensioneerde verdeelleiding voor drinkwater (koud) met hoge mate van waterverversing, die samen met verwarmingsleidingen in een schacht werd geïnstalleerd, en die bij stagnatie 's nachts regelmatig tot 30 °C wordt opgewarmd, vormt niet noodgedwongen een microbiologisch risico. In dit geval weegt veelal de hoge mate van waterverversing zwaarder door dan het risico van korttijdige verwarming. Als er toch twijfel zou bestaan, kan in dergelijk geval een oriënterende bemonstering voor zekerheid zorgen.
Waterverversing
In overeenstemming met VDI 6023 moeten drinkwaterinstallaties zodanig worden gepland dat er minstens om de 3 dagen een waterverversing wordt uitgevoerd.
In overeenstemming met NBN EN 806-5 of DIN 1988-200 (bijlage B, B.1) geldt
dat een drinkwaterinstallatie pas conform de voorschriften werkt, als er minstens binnen de 7 dagen een waterverversing wordt uitgevoerd (≥ 1 x /7 dagen). Dit heeft betrekking op de volledige waterverversing in alle deeltrajecten en in de waterverwarmer.
Serie- en ringleidingen naar aftappunten met een groter verbruik kunnen de noodzakelijke waterverversing ook naar armaturen met lager verbruik economisch garanderen. In deze omstandigheden volstaat het om bij verbruiksonderbrekingen gewoon een handmatige spoeling of een spoeling via een spoelingssysteem te plannen.
Tips voor de planning en realisatie
Op basis van de nieuwe wettelijke voorschriften is het mogelijk om algemene tips voor de planning/realisatie van drinkwaterinstallaties op te stellen.
Vorming van biofilm en vrijgave van ongewenste stoffen
- Gebruik enkel gecertificeerde materialen (W 270, KTW)
- Selecteer de grondstoffen in overeenstemming met DIN 50 930/UBA-Positiv-lijsten
Stagnatie / doorstroming
- Vermijd stagnatiezones
- Zorg voor een optimale doorstroming
- Installeer voldoende grote buisleidingen na veranderingen in het verbruik
- Zorg voor een hygiënebewuste vormgeving van het circulatiesysteem
Temperatuur
- Zie de werkingsdriehoek
- Gebruik geen centrale doorgangsmenginstallaties (centrale menger) – zorg in plaats daarvan voor een temperatuurvermenging aan het aftappunt
- Gebruik isolatie om warmteverlies te beperken en als bescherming tegen het opwarmen van drinkwater (koud)
- Bij grote installaties: test het gebruik van een gebouwbeheersysteem voor de controle van de werkingsgegevens
Deze richtlijnen hebben betrekking op
- de exploitanten van onderzoeksplichtige installaties
- laboratoria
- personen die monsters nemen
- medewerkers van gezondheidsinstanties
Beveiliging tegen terugstromen, terugdrukken en terugzuigen
- Voorzie veiligheidsvoorzieningen bij het aansluiten van toestellen op de drinkwaterinstallatie
- Scheid de brandblusinstallatie van de drinkwaterinstallatie – test, indien nodig, de nieuwe installatie
- Voorzie terugslagkleppen
Ingebruikname, werking en onderhoud
- Zorg ervoor dat de leidingen en toestellen toegankelijk zijn
- Voorzie reinigingsmogelijkheden
- Documenteer de procedures voor inbedrijfstelling
Aanbevelingen van de UBA inzake legionellaonderzoek
De Duitse federale milieu-instantie raadt aan om bij het in de praktijk brengen en duidelijk maken van de richtlijnen van de drinkwaterverordening van 2001 inzake legionella en onderzoeksverplichtingen rekening te houden met het feit dat de drinkwaterverordening van 2001 richtlijnen opstelt met betrekking tot het systematisch onderzoeken van drinkwaterinstallaties – en niet voor lokale besmettingen of verdere onderzoeken conform W 551!
Selectie van grondstoffen
Vereisten voor de installatie-elementen
In overeenstemming met de verordening inzake algemene voorwaarden voor de voorziening van water (AVBWasserV) mogen er in een drinkwaterinstallatie enkel constructie-elementen en onderdelen worden gebruikt die conform de erkende regels van de techniek zijn ontwikkeld. Het merkteken van een erkende keuringsinstantie, bv. DIN-DVGW, DVGW of GS, betekent dat deze voorwaarde is vervuld. Bovendien bepaalt de verordening op een bindende manier dat werkzaamheden aan een drinkwaterinstallatie enkel door geregistreerde bedrijven mogen worden uitgevoerd.
In overeenstemming met DIN 1988, DIN 50930-6, NBN EN 12502 en VDI-richtlijn 6023 werd er reeds in de planningsfase onder andere rekening gehouden met de kwaliteit van het drinkwater. Elke grondstof voor buizen heeft gebruikslimieten die weliswaar doorgaans niet kunnen worden bereikt als het systeem conform de voorschriften werkt, maar wel bij bijzondere maatregelen zoals uitvoerige desinfecties. Daarom raden we aan om in geval van twijfel contact op te nemen met de producent van de onderdelen.
Thermisch verzinkte ijzermaterialen
Mogen conform DIN 50930-6 en NBN EN 12502 voor drinkwater (koud) worden gebruikt als:
- de basecapaciteit KB 8,2 – 0,5 mol/m³ en
- de zuurcapaciteit KS 4,3 – 1,0 mol/m³ bedraagt.
De strengere vereisten voor de verzinking moeten worden vervuld.
Combinatie van verschillende grondstoffen
Het gebruik van verschillende grondstoffen in een drinkwaterinstallatie strookt met de regels van de techniek (DIN 1988-200). Zo kunnen bijvoorbeeld buizen uit koper, inwendig vertind koper, niet-roestend staal en PE-X met elkaar worden gecombineerd. Bij combinaties van buizen uit verzinkte ijzermaterialen met andere buismaterialen moet er rekening worden gehouden met NBN EN 806-4.
Grotere constructie-elementen en materiaal uit koper, koperlegeringen, vertind koper en kopersoldeerverbindingen mogen in de stromingsrichting niet vóór dergelijke elementen uit verzinkte ijzermaterialen worden geplaatst. Als overgang tussen roestvrij staal en verzinkt staal worden verloopstukken van koperlegeringen aanbevolen, waarvan de lengte minstens overeenkomt met de diameter van de buis. Hierdoor daalt de mate van contactcorrosie – afhankelijk van de waterkwaliteit.
Zwanenhalzen en compensatoren
De omvang van de te verwachten materiaalspecifieke thermische lengte-uitzetting van buisleidingen voor drinkwater (warm) of voor het circulatiesysteem verhoudt zich proportioneel tot het verschil tussen de inbouwtemperatuur en de maximale werkingstemperatuur – deze bedraagt bv. bij thermische desinfecties 70 °C tot 85 °C.
De te verwachten lengteveranderingen moeten constructief door het gebruik
van buigbenen, U-expansiebochten of compensatoren worden gecompenseerd.
De thermische lengte-uitzetting van metalen buisleidingen is minder dan bij kunststof en metalen verbindingsbuizen. Zo worden kelderverdeelleidingen en stijgleidingen wegens de lagere kosten voor de lengtecompensatie meestal in koper of roestvrij staal uitgevoerd. Bij voorwandinstallaties of in de vloeropbouw worden de leidingen meestal op korte afstand met veel richtingsveranderingen geïnstalleerd, zodat er bij het gebruik van kunststof verbindingsbuizen of verbindingsbuizen uit meerdere lagen geen bijzondere maatregelen zijn vereist.
De thermische lengte-uitzetting van koper en roestvrij staal is relatief klein
en bijna identiek. Wisselende temperaturen leiden bij polypropyleenbuizen tot grote lengteveranderingen die – mits voldoende plaats – door zwanenhalzen moeten worden opgevangen.
Loden leidingen
Oude installaties die nog met loden leidingen zijn uitgerust, moeten zo snel mogelijk worden gerenoveerd. Tot ten laatste 2013 moeten de strengere limietwaarden voor lood conform de drinkwaterverordening worden nageleefd. Dit betekent doorgaans dat het volledige buisleidingnet moet worden vervangen. Duurzaamheid testen, gebruik ontoelaatbaar!
Materialen zonder beperkingen
Zonder beperkingen wat het water betreft, mogen de volgende buismaterialen of systemen met DVGW-merkteken worden gebruikt:
Roestvrij staal | Viega Sanpress / Viega Sanpress Inox |
Inwendig vertind koper | |
Kunststof buizen | Viega Smartpress |
Gebruikslimieten voor drinkwater
Leidingen en verbindingsstukken uit koper mogen, met het oog op een mogelijke overschrijding van de limietwaarde voor koperionen conform de drinkwaterverordening, enkel worden gebruikt als de pH-waarde ≥ 7,4 bedraagt of als, bij pH-waarden van 7,0 - 7,4, de totale hoeveelheid organische koolstof TOC niet meer bedraagt dan 1,5 mg/l.
Tip voor inwendig vertinde leidingen conform DIN 50930-6:
Inwendig vertinde koperbuizen kunnen, conform de drinkwaterverordening, in combinatie met onvertinde persaansluitingen uit koper worden gebruikt. Hierbij is een overschrijding van de limietwaarde door de migratie van koperionen in het leidingwater op grond van het vergelijkenderwijs lage oppervlakteaandeel van de onvertinde verbindingsstukken ten opzichte van het oppervlakteaandeel van de buizen te verwaarlozen.
Verdere tips over het gebruik van en de inwerking op kopermaterialen vindt u in NBN EN 12502-2.
Indien nodig kunt u contact opnemen met de Technical Support van Viega Belgium.
Steenvorming beperken
Hard tot zeer hard drinkwater vermindert de levensduur van de apparatuur en constructie-elementen van de drinkwaterinstallatie. En omdat kalkafzettingen op de verwarmingsstaven de warmteoverdracht belemmeren, zorgt dergelijk water eveneens voor een aanzienlijke verhoging van het energieverbruik. In dit geval zijn maatregelen voor de gedeeltelijke ontharding van het drinkwater economisch en ecologisch zinvol. Bovendien moet de calcietverzadiging voldoen aan de vereisten van de drinkwaterverordening. Al naargelang het proces moet de pH-waarde daarbij worden verhoogd, waardoor tegelijkertijd een corrosiebeschermende werking wordt bereikt.
Ondergrondse leidingen
Voor ondergrondse huisaansluitingen en rioleringsleidingen moeten de vereisten van NBN EN 805 en de DVGW-werkbladen W 400-1 en W 404 worden nageleefd. Doorgaans worden dergelijke handelingen niet door de installateur, maar door de watervoorzieningsmaatschappij uitgevoerd. Aangezien deze buisleidingssystemen conform de voorschriften enkel drinkwater (koud) aanvoeren, geldt hier een ontwerptemperatuur van 20 °C. PE-buizen en vormstukken met perstechniek uit koper en EPDM-afdichtingselementen worden conform DIN 8076 / NBN EN 12201 enkel voor drinkwater ≤ 40 °C gecertificeerd.
Kelderverdeel- en stijgleidingen
In overeenstemming met de systeemfilosofie van Viega moeten de kelderverdeel- en stijgleidingen in metaal worden uitgevoerd – idealiter met de persaansluitingssystemen Profipress, Sanpress en Sanpress Inox – en de volgende kenmerken vertonen:
- Vormstabiel, beperkte warmte-uitzetting, minder bevestigingsinspanningen
- De kleine buitendiameter en de dunnere wand verlagen aanzienlijk de kosten voor isolatiemateriaal – plaatsbesparende montage
- Een persmachine voor persaansluitingsgroottes tot DN 100